Vaktechniek

Artikel

Reflectie op uitkomsten rapport CTA

Op 1 oktober 2019 heeft de Commissie Toekomst Accountancysector (CTA) haar voorlopige bevindingen en aanbevelingen gepubliceerd door middel van een interim rapport. In dit artikel wordt inhoudelijk op een aantal bevindingen en/of aanbevelingen gereflecteerd. Het doel hiervan is niet om de lezer te overtuigen van de eigen mening, maar om het debat (verder) aan te wakkeren en accountants – maar ook het maatschappelijk verkeer – te stimuleren om blijvend het gesprek te voeren over de wijze waarop de kwaliteit van de accountantscontrole duurzaam kan worden verhoogd. De inhoudelijke reflectie stoelt niet op wetenschappelijke literatuur, maar is ingegeven vanuit een eigen zienswijze en ervaringen. De auteur van dit artikel heeft ervoor gekozen om anoniem te blijven.

In de samenvatting van het interim rapport onderscheidt de CTA een aantal thema’s: (1) maatschappelijke kloof, (2) het gaat om een keten, (3) er is een gebrek aan transparantie, (4) cultuur en de goede prikkels, (5) voldoende concurrentie maar beschikbaarheid kan een probleem zijn en (6) het stelsel van toezicht voldoet niet. Per thema wordt hierna gereflecteerd op een bevinding en/of aanbeveling uit het rapport.

1. Maatschappelijke kloof
De CTA stelt dat de controle van niet-financiële informatie, in tegenstelling tot onderwerpen als continuïteit en fraude, in mindere mate toebehoren aan het traditionele werkterrein van de accountant. Dit is een opmerkelijke stelling, aangezien daarmee het traditionele imago van de accountant als ‘number cruncher’ in feite wordt aangehaald en uitvergroot. Daarmee staat het haaks op bijvoorbeeld de aandacht die afgelopen jaren wordt gevestigd op ‘integrated reporting’. Zowel vanuit aandeelhouders wordt deze wijze van externe verslaggeving omarmd, maar ook de beroepsorganisatie erkent het belang van deze ontwikkeling om te komen tot verslaggeving met een hoger informatiegehalte. Dat continuïteit en fraude meer aandacht behoeven in de controle, staat buiten kijf. Daarmee kan echter niet zonder meer aan overige niet-financiële informatie minder gewicht worden toegekend, omdat de accountant uiteindelijk haar bestaansrecht ontleent aan de maatschappelijke behoefte aan zekerheid. En de behoefte aan die zekerheid is zich de afgelopen jaren ook steeds meer op niet-financiële thema’s aan het richten.

2. Het gaat om een keten
Een juiste financiële verantwoording is niet alleen de verantwoordelijkheid van de accountant, maar van een gehele keten aan actoren. De CTA stelt daarmee, terecht, dat voor het kunnen verstrekken van assurance ook van andere actoren redelijkerwijs een inspanning mag worden verwacht. Om de verantwoordelijkheid die primair bij de gecontroleerde ligt verder te benadrukken, pleit de CTA voor een in control statement (ICS), af te geven door het bestuur. In Nederland zijn binnen de publieke sector al de eerste verschijningsvormen te bespeuren. Zo zijn ministers verplicht om in departementale jaarverslagen een bedrijfsvoeringsparagraaf op te nemen en zullen wethouders vanaf 2021 de jaarstukken moeten voorzien van een rechtmatigheidsverantwoording. Hoewel dit soort initiatieven zeker de verantwoordelijkheid van de gecontroleerde bij een audit benadrukken, bestaat het risico dat de gecontroleerde haar interne beheersing gaat verstevigen met als doel om een goedkeurende verklaring te verkrijgen. Daarmee wordt de plank mis geslagen, omdat interne beheersing primair een instrument voor de gecontroleerde is om risico’s te mitigeren en niet om tegemoet te komen aan de wensen van de accountant. Aan de Nederlandse wetgever is daarmee een belangrijke taak weg gelegd om een ICS zodanig wettelijk te verankeren, dat het hoofdzakelijk van toegevoegde waarde is voor de gecontroleerde en daarmee uiteindelijk ook voor de accountant.

3. Er is een gebrek aan transparantie
De CTA beveelt aan om de kwaliteit van wettelijke controles van diverse accountantsorganisaties openbaar inzichtelijk te maken door middel van gestandaardiseerde en gecontroleerde indicatoren op een drietal niveaus. Daarmee zou een evenwichtiger verhouding tussen vraag en aanbod op de markt kunnen ontstaan. Er moeten vraagtekens bij de wenselijkheid van dit initiatief worden geplaatst. In de Nederlandse accountancysector is al een vrij stevig toezichtsysteem op zijn plaats, enerzijds door de AFM op accountantsorganisaties met een OOB-vergunning, anderzijds door de NBA en de SRA op overige accountantsorganisaties. Publicaties die voortvloeien uit dit toezichtsysteem en openbaar beschikbaar zijn, geven ‘de markt’ al veel inzicht in het reilen en zeilen van accountantsorganisaties. Dit toezicht moet uiteindelijk al borgen dat organisaties doen wat, al dan niet wettelijk voorgeschreven, van hen mag worden verwacht. De vraag is daarmee in hoeverre een extra toezichtslaag door middel van de introductie van genoemde indicatoren bijdraagt aan een verschuiving in de verhouding tussen vraag en aanbod. Enerzijds omdat er al een hoop (toezichts-)informatie openbaar beschikbaar is voor partijen aan de vraagkant, anderzijds omdat accountants zich uit sommige branches in toenemende mate terugtrekken en het aanbod daarmee steeds geringer wordt.

4. Cultuur en de goede prikkels
Volgens de CTA komen kwaliteitsslagen uit de afgelopen jaren voornamelijk voort uit extrinsieke motivatie, gevoed door het streven om review-proof dossiers voort te brengen (en het voorkomen van sancties die volgen als dit niet het geval is). Een duurzame cultuurverandering op alle niveaus van accountantsorganisaties lijkt nog niet te hebben plaatsgevonden. Om die cultuurverandering te borgen, moet de druk op de ketel worden gehouden. Die druk zou moeten voortvloeien uit externe prikkels. Dit vergt wel een kanttekening. Een cultuurverandering moet namelijk primair vanuit intrinsieke motivatie plaatsvinden, wil deze duurzaam zijn. Dat betekent idealiter dat accountantsorganisaties ‘carte blanche’ moeten krijgen om deze cultuurverandering teweeg te brengen, waarbij de eindverantwoordelijken van deze organisaties extern geprikkeld worden om dit te blijven doen. De ervaring leert dat cultuurveranderingen in de afgelopen periode voornamelijk uit angst zijn ingegeven. De druk op de ketel moet zich dus focussen op het prikkelen van eindverantwoordelijken en niet op het creëren van een angstcultuur om mensen tijdelijk in beweging te brengen. Angst kan immers nooit een duurzame motivator zijn om een situatie blijvend te veranderen.

5. Voldoende concurrentie maar beschikbaarheid kan een probleem zijn
Er lijken vooralsnog geen indicaties te zijn voor onvoldoende concurrentie op de markt. Dit kan op den duur echter wel gaan spelen doordat accountants in toenemende mate kiezen voor een vak buiten de controle. De CTA stelt daarom, terecht, dat het beroep aantrekkelijker moet worden en dat de bal hiervoor primair bij de sector ligt. Hierbij worden werkdruk, work-life balance en cultuur als cruciale factoren bestempeld. Een belangrijke factor die hier mist, is de inhoudelijke uitdaging die het werk biedt. Veel accountants verruilen hun vak omdat het werk in toenemende mate het karakter van ‘form over substance’ krijgt. De inhoudelijke uitdaging neemt hierdoor af, juist omdat accountants van nature kritisch van aard zijn en professionele oordeelsvorming een groot goed vormt. Uiteraard moet aandacht worden besteed aan genoemde factoren, maar de bal kan niet alleen bij de organisaties zelf worden gelegd. Degenen belast met het uitvaardigen van beroepsvoorschriften en -standaarden spelen een belangrijke rol in het aantrekkelijk maken en houden van de vakinhoud. Voor zo ver deze groep niet onder het verzamelbegrip sector wordt gerekend, snijdt het mes dus aan twee kanten.

6. Het stelsel van toezicht voldoet niet
Een belangrijke aanbeveling van de CTA richt zich op de vorm van het toezicht. Waar dit toezicht nu vooral controlerend en achteraf is ingestoken, wordt aanbevolen om het toezicht juist constructief in te steken door ook aan de voorkant met elkaar de dialoog aan te gaan. Dit lijkt te raken aan wat eerder in dit artikel is geschreven. Ten eerste, angst kan nooit een duurzame motivator kan zijn om ergens verandering in te brengen. Constructief en dialogerend toezicht (in de juiste verhouding met ‘strak’ toezicht op naleving van wet- en regelgeving en optreden waar nodig) kan daarentegen wel degelijk een duurzame motivator zijn. Ten tweede, professionele oordeelsvorming vormt een groot goed. De controlepraktijk leert dat het gros van de situaties niet zwart-wit is, wat dus vraagt om aan de voorkant het gesprek te voeren over onduidelijke of niet eenduidige beroepsstandaarden en -voorschriften. Daarmee wordt dus een beroep gedaan op een ieders professionele oordeelsvorming. Al met al wordt deze aanbeveling van de CTA van harte onderschreven.

Het interim rapport biedt nog veel meer gespreksstof. In dit artikel is op een aantal opvallende bevindingen en/of aanbevelingen een persoonlijke reflectie gedaan. Het interim rapport is ter consultatie voorgelegd aan een brede doelgroep, omdat daar ongetwijfeld meer en wellicht andere inzichten uit zullen volgen. Via deze weg de oproep om met elkaar het gesprek te blijven voeren en vanuit de eigen motivatie de kwaliteit van de accountantscontrole duurzaam te verhogen. Het blijft een mooi en gerespecteerd beroep; het zou zonde zijn als die goede reputatie blijvend wordt geschaad.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *